Art. 15 Strafpunten
- Een strafbal legt men op strafpunt 1 of 2 naar keuze van de tegenstander.
- Met strafpunt 1 wordt bedoeld: de hoek, gevormd door de dop van het doel en de korte band, langs de zijde van het aanvalsdoel van de overtreder, aan de linkerkant. De bal moet de korte band raken en 3 millimeter los van de dop gelegd worden.
- Met strafpunt 2 wordt bedoeld: de hoek, gevormd door de dop van het doel en de korte band, langs de zijde van het aanvalsdoel van de overtreder, aan de rechterkant. De bal moet de korte band raken en 3 millimeter los van de dop gelegd worden.
- Strafpunt 3 wordt gebruikt als strafpunt 1 en 2 bezet zijn.
- Met strafpunt 3 wordt bedoeld: In de boskader op de lengteaslijn, rakend aan de 2de dop langs het aanvalsdoel van de overtreder. Strafpunt 3 mag langs alle vier de zijden van het bos verlaten worden.
- Indien door ligging van andere ballen de strafbal niet op deze strafpunten kan gelegd worden, legt men de bal op het volgende in aanmerking komende strafpunt namelijk strafpunt 4 of strafpunt 5.
- Met strafpunt 4 wordt bedoeld: achter en rakend aan de twee doppen van de breedteaslijn langs het verdedigingsdoel van de overtreder, aan de linkerkant.
- Met strafpunt 5 wordt bedoeld: achter en rakend aan de twee doppen van de breedteaslijn langs het verdedigingsdoel van de overtreder, aan de rechterkant.
- Indien tijdens het kaderspel een speler een foutieve stoot doet met een bal die op het strafpunt ligt of gelegd werd, wordt de speelbal verplaatst naar het eerst beschikbare strafpunt van waarop nog geen foutieve stoot gebeurde.

Figuur 3 - Strafpunten op het biljart